Inleiding Over Bruno's Hoogliedberijming

Bruno's Hooghe-Liedt:

Over Henrick Bruno

Inhoudsopgave van dit hoofdstuk

Van Kalis-bende

Wie was Henrick Bruno? Over zijn leven is maar weinig bekend1. In een grafschrift voor zichzelf portretteerde hij zich als volgt:

Epitaphium meum

doodtlick kranck zijnde, inden Hage 1641

Al doodt is Bruno. wie? een Dichter slecht en recht2.
Vraeght ghy, waer Bruno, die al doodt is, nu mag leggen?
Is't wetens pijne waerdt, 't geen hij wou liever seggen,
Dat laet van Naso3 met drie woorden zijn geseght:
Een kalen Droes4 leidt over-al.
Soeckt nae zijn graf nu niet met al.
Want Bruno was van Kalis-bende5;
Soo heeft zijn graf begin, noch ende;
En 't is dan seecker, en gewis,
Dat 't over-al, dat's nergens, is.
(Bruno, Henrick: Mengel-moes, p. 399)

'Een dichter slecht en recht' , maar ook 'een kalen Droes' , en 'van Kalis-bende' . Een ander gedicht heeft de titel BRUNO allemans vriendt:

BRUNO allemans vriendt

Met allerhande slagh wil ick wel ommegaen,
't Sy dat haer saecken vet, 't sy dat sy maeger staen;
Want, arme zijn mijn' Broêrs, en rijcke zijn mijn' Heeren;
Het een volck heb ick lief, het ander moet ick eeren.
(Bruno, Henrick: Mengel-moes, p. 90)

Het gedichtje versterkt de indruk die het grafschrift gaf: ook al was Bruno niet echt arm, hij zag zichzelf als, of wil zich tonen als, iemand die niet thuishoort in het gezelschap van de 'Heeren'.

Als hij in zijn laatste jaren onderdak vindt in het Pietershof te Hoorn prijst hij de regenten van het Pietershof niet alleen omdat ze hem voeden, maar ook omdat ze hem zo dicht bij 'Harmen'6 hebben gehuisvest:

Die soo wel een goê plaets vondt
Voor mijn neers, als voor mijn mondt.
(Bruno, Henrick: Mengel-moes, p. 155)

De gedichten 'geven geen gunstig denkbeeld van zijn wandel' ( Frederiks, J.G. (e.a.): Biog. wdb. der Noord- en Zuidned. lett.), vonden Frederiks en Van der Branden, maar Witsen Geysbeek schrijft 'Hij schijnt een vrolijke gast geweest te zijn; zijne invallen hebben veel overeenkomsten met die van Focquenbroch' ( Witsen Geysbeek, P.G.: Biographisch woordenboek).

Het serieuze werk

Bruno schreef natuurlijk meer dan puntdichten zoals hierboven aangehaald. Strengholt somt op:

Vervolgens geeft Strengholt een aantal feiten die duidelijk maken dat Bruno in zijn tijd een zekere waardering heeft genoten: gedichten van zijn hand werden opgenomen in verschillende verzamelbundels, zijn techniek van berijmen werd geprezen (door Voetius) en nagevolgd (door bijvoorbeeld Willem Sluiter en Dirck Donker). Strengholt oordeelt uiteindelijk 'Hij was zich van de grenzen van zijn capaciteiten goed bewust. Hij behoort dan ook niet toevallig tot de vrijwel vergeten dichters uit de gouden eeuw. Dat neemt niet weg dat hij met zijn bescheiden talentje gewoekerd heeft en bij tijden een vers schreef dat ons ook nu nog weet te treffen' (Strengholt, L.: De dichter Henrick Bruno, p. 238).

Het leven

Behalve in het Nederlands schreef Bruno ook in het Latijn. Het is dankzij zijn Latijnse verzen dat hij in 1638 een aanstelling verwerft als huisleraar van de zonen van Constantijn Huygens. Huygens schrijft dat Bruno bij zijn aanstelling niet ouder is dan 18 jaar,

maer geleert, ende, soo mij bleeck bij ettelicke gedruckte Poemata van sijn maexel, meer als gemeen daerin ervaren, ende de Latiniteit voorders seer kondigh ende machtigh. Desen jongeman (die seer begeerigh was bij mij te woonen) gesproken hebbende, ben ick te vreden geweest, ten aensichte van 'tgene voornoemt is, als mede van modestie ende probiteit die mij sijn physiognomie scheen te beloven, hem tot de institutie van mijne studenten te beproeven. Ende is alsoo met het beghin van Novemb. deses jaers in mijn huys. gekomen.
(Heer, A.R.E de (e.a.): Jongelingsjaren kinderen van Chr. en Const. Huygens, p. 126)

Bruno was geboren in 1620 of 1621 in Middelie, een dorp bij Edam, waar zijn vader Martinus Bruno predikant was. De familie verhuisde in 1624 naar Alkmaar. In 1635 ging Henrick samen met zijn oudere broer Johannes studeren in Leiden en verbleef er in het Statencollege. Het zal de bedoeling zijn geweest dat hij predikant werd (zoals zijn grootvader, vader, oom en broer), maar zijn belangstelling ging uit naar de poëzie. Hij werd dus geen predikant, en zou de rest van zijn leven in zijn onderhoud voorzien, of proberen te voorzien, in het onderwijs.

Bruno bleef negen jaar bij Huygens in dienst, en het is dus niet helemaal rechtvaardig om te spreken van een 'mislukte proef' (Frederiks, J.G. (e.a.): Biog. wdb. der Noord- en Zuidned. lett.). Toch kan niet gezegd worden dat Huygens erg tevreden over Bruno was. Als in het eerste jaar ziet hij zich gedwongen zelf een aantal lessen aan de kinderen te geven

doordien ick Brunonem bevonde seer ongelijck de rapporten mij van hem gedaen, ende, uytgesondert de Latijnsche tale, neffens eenighe goede ervaerentheid in de Poesie, in alle andere dingen gansch simpel, onervaeren, ende selfs traegh om ijetwes anders aen te nemen oft te konnen begrijpen.
(Heer, A.R.E de (e.a.): Jongelingsjaren kinderen van Chr. en Const. Huygens, p. 126)
Bruno heeft bovendien de grootste problemen Constantijn en Christiaan bij de les te houden.

Bij de jongere zoon Philips blijkt dat Bruno inderdaad niet zo'n goede leraar is. Huygens in 1645:

Philipjen vorderde all dese tijd slappelic, maer mij is nader hand wel gebleken, dat het hem niet geschort hadde als aen een goed, en neerstigh Preceptor endie die hem met discrete authoriteit, ende neersticheit hadde weten aen te voeren.
(Heer, A.R.E de (e.a.): Jongelingsjaren kinderen van Chr. en Const. Huygens, p. 141)
Toch houdt Huygens Bruno nog enige tijd bij zich,
tot mijn eighen gebruijck, alsoo hem niet kan benomen werden, dat hij een seer goed literateur ende Poeet is; ende ick in die tyd voor hadde onder sijne correctie mijne Nederlandsche gedichten te doen drucken, daervan doch voor dit jaer niet en gebeurde, komende alleenlyc uijt het werxken genaemt Euphrasia ofte Oogentroost.
(Heer, A.R.E de (e.a.): Jongelingsjaren kinderen van Chr. en Const. Huygens, p. 145)

Na zijn ontslag bij Huygens vertrekt Bruno naar zijn familie in Alkmaar. Voor zijn sollicitaties vraagt hij nog regelmatig Huygens' protectie. In 1648 wordt hij rector aan de Latijnse school in Rhenen, wat geen succes wordt: in zijn brieven klaagt hij over het geschreeuw van de schooljeugd. Hij vertrekt na korte tijd, en wordt in 1650 conrector in Hoorn, en blijft dat meer dan tien jaar. Er is gesuggereerd dat hij uiteindelijk wegens wangedrag ontslagen is7, maar ik heb hiervoor geen aanwijzingen. Strengholt: 'We zullen er wel niet ver naast zitten als we aannemen dat hij zich ook in Hoorn slechts met de grootste moeite - maar deed hij er werkelijk moeite voor? - als schoolmeester wist staande te houden, dat hij zijn geestkracht vooral richtte op de beoefening van de letteren, en dat zijn ontslag voor alle partijen de lang begeerde afsluiting was van een niemand gelukkig makende situatie' (Strengholt, L.: De dichter Henrick Bruno, p. 233).

De laatste jaren van zijn leven verbleef het Pietershof te Hoorn. Hij overleed in 1664 te Alkmaar.

Inleiding Over Bruno's Hoogliedberijming

Laatst gewijzigd op: 21-02-2001.